login »
02 februari 2021

Tijd voor een nieuw specialisme in de aanpak van jeugdcriminaliteit?

Nederland heeft niet te maken met steeds jongere daders. Jongeren plegen ook niet meer geweldsdelicten en meer groepsdelicten op school of in de buurt. Bovendien is er geen toename van jongeren die betrokken zijn bij (gewelddadige) vermogensdelicten en geweldsmisdrijven.

Dit blijkt uit de quickscan van onderzoekers Ido Weijers, Henk Ferwerda en Robby Roks van Bureau Beke naar verharding van de jeugdcriminaliteit. De onderzoekers signaleren wel een ander probleem. Namelijk dat een bepaalde groep jongeren, soms al op 14- of 15-jarige leeftijd, rondlopen met (nep)wapens. En die – als we niet oppassen – ongezien doorgroeien tot doorgewinterde criminelen.

Te groot voor wijkagent, te klein voor recherche

Aan de ene kant van het spectrum zien we jongeren die vooral uit een gevoel van zelfbescherming met een mes op zak lopen. Een enkele keer zal dit ook worden gebruikt om mee te dreigen of zelfs te steken. Dat is op zichzelf alarmerend en vraagt om een specifieke aanpak in het kader van lokaal veiligheidsbeleid waar ook de ouder bij moeten worden betrokken. Maar echt sprake van verharding is hier niet.

Aan het andere uiterste bevinden zich de jonge criminelen die (niet uitsluitend, maar vaak) al op jonge leeftijd heftig in de (meestal druggerelateerde) criminaliteit terecht zijn gekomen op de hotspots her en der in de grote steden. Zij zijn verhard en schrikken allang niet meer terug voor grof geweld. Hun criminele activiteiten moeten vrijwel zonder uitzondering worden gerekend tot de georganiseerde criminaliteit.

Ergens hier tussenin bevindt zich volgens de onderzoekers een derde groep. Qua leeftijd en onnozelheid staan zij vaak nog vrij dicht bij de eerste groep, maar die qua gedrag vele malen gevaarlijker is. Als samenleving lijken we het zicht op hen te verliezen. Want ze zijn ‘te groot’ voor de wijkagent, en ‘te klein’ voor de recherche, waardoor ze gemakkelijk uit het oog verloren raken. En een deel van deze jonge veelplegers kan daarom ongestoord doorgroeien tot harde, geroutineerde criminelen.

Samenwerking strafrechtketen en zorgpartners

Goede samenwerking tussen de strafrechtketen en de zorgpartners is daarom essentieel. Zo werken in de regio Utrecht het RIEC en het Zorg- en Veiligheidshuis samen in de aanpak van NERO’s (negatieve rolmodellen). In Leiden is de stedelijke jeugdaanpak gepositioneerd bij het Zorg- en Veiligheidshuis, waar alle samenwerkingspartners bij elkaar zitten en perspectief bieden (door middel van de juiste zorg) prioriteit heeft.

Eén partner als casusregisseur aanwijzen, zodat de jongere één vertrouwd gezicht ziet, is belangrijk. In bijvoorbeeld Zaanstad hebben ze hier goede ervaringen mee. Maar minstens zo belangrijk is een regisseur voor de samenwerking. Iemand die oog heeft voor de verschillende doelen en belangen van de organisaties. Idealiter is dat een onafhankelijke partij zoals de procesregisseur in het Zorg- en Veiligheidshuis.

Een nieuw specialisme?

Mooie ontwikkelingen, maar er is nog een wereld te winnen. Want kennelijk blijft er – alle samenwerking ten spijt – nog een groep onder de radar, waar we maar geen grip op lijken te krijgen. De onderzoekers vragen zich dan ook af of het nodig is een nieuw specialisme in het leven te roepen die het ‘gat’ kan vullen tussen wijkagent en rechercheur. Zodat deze jongeren gemonitord en op tijd worden bijgestuurd. En de gezinnen waarin zij opgroeien worden ondersteund in de vaak moeilijke omstandigheden waar armoede, werkeloosheid en schulden eerder regel dan uitzondering zijn.

Links