login »
18 januari 2021

Interactie tussen beleid en extremistische groepen verkend

De interactie tussen de overheid en de groepen die zij aanduidt als extremistisch is uiterst grillig en weinig eenduidig en volgt ogenschijnlijk niet een eenduidig actie-reactiepatroon. Dat concluderen onderzoekers van de Radboud Universiteit Nijmegen.

In het onderzoek 'Beleidsinstrumenten en extremistische wereldbeelden' verkenden zij in opdracht van het WODC wat het doel is van overheidsbeleid gericht op als zodanig benoemde religieus gemotiveerde extremisten. Ook is gekeken naar hoe deze groepen beleidsinstrumenten percipiëren en hoe zij daarop reageren.

Tegenreactie

Het beleid van de overheid leidt voortdurend tot tegenreactie van de betrokken groepen. Dit is bedoeld om een zeker bewustzijn te creëren of om mensen te mobiliseren tot actie. In het onderzoek worden enkele variaties omschreven van de wijze waarop extremistische groepen de overheid percipiëren en op het beleid reageren.

  • Antagonistische interactie: De verschillende actoren in het extremistische veld zien de overheid als onbetrouwbaar, hypocriet en inconsistent (‘meten met twee maten’), vijandig naar hen en als een bondgenoot van de tegenstanders. Hiertoe maakt men onder andere gebruik van uitspraken en maatregelen van de overheid zelf (bijvoorbeeld een verbod op demonstratie), om te laten zien dat de overheid zich niet houdt aan regels die ze de burgers oplegt.
  • Accommoderende interactie: De extremistische groep blijft binnen de grenzen van de wet: soms uit principe, soms omdat men de overheid geen mogelijkheid wil geven ze ‘te pakken’. Op individueel niveau, zeker bij jihadisten, is ook een zekere afhankelijkheid van de overheid te zien als het gaat om informatie, bemiddeling met overheidsinstanties en bestaanszekerheid.
  • Opportunistische interactie: Handelingen van de overheid worden omarmd. Bijvoorbeeld specifieke probleemanalyses, het gebruik van bepaalde termen en overheidscampagnes die de eigen diagnose en prognose van maatschappelijke problematiek bevestigen of als zodanig ingekaderd kunnen worden. Het gaat hierbij met name om zaken die gaan over de ideologische ‘Ander’, dus in het geval van Pegida Nederland bijvoorbeeld beleidsstukken (en de media-aandacht daarover) over salafisme en jihadisme.
  • Ontwijkingsinteractie: In enkele gevallen, in het bijzonder bij jihadisten, is er sprake van pogingen om de overheid te ontwijken. Dit betekent dat men nauwgezet binnen de grenzen van de wet probeert te blijven, publieke aandacht vermijdt en contact met overheidsinstanties tot een minimum probeert te beperken. Waar bij accommoderende interactie het binnen de wet blijven gericht is op het kunnen voortzetten van het activisme, is het in dit geval gericht op zelfbehoud van het individu en diens naaste omgeving en mogelijk ook op het scheppen van de mogelijkheid om onder de radar van de overheid, media en onderzoek te opereren.

Stigmatiserende werking van beleid

Diverse beleidsnota’s en kennisdocumenten richten zich specifiek op salafisme en jihadisme. In de praktijk is dat beleid vooral gericht op het tegengaan en beheersen van risico’s op mogelijke toekomstige radicalisering van moslims. Hierdoor is een stigmatiserende werking van het beleid op bredere lagen in de bevolking moeilijk te voorkomen, ook al is dit nadrukkelijk niet de opzet van de overheid.

Het onderzoek laat onder andere zien dat deze gerichtheid op moslims en salafisme voer is voor radicaal-rechtse partijen en ook voor Pegida Nederland. Een stigmatiserende werking van overheidsbeleid hoeft dus niet per se een direct causaal gevolg te zijn van dat beleid, maar kan mede gegenereerd en beïnvloed worden door andere maatschappelijke actoren.

Downloads